Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU2357

Datum uitspraak2005-09-08
Datum gepubliceerd2005-09-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/1596 WAO 05/1597 WAO e.a.
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen gegronde redenen aangevoerd voor het niet tijdig indienen van het hoger beroepsschrift. Verzet ongegrond.


Uitspraak

05/1596 WAO 05/1597 WAO 05/1598 WAO 05/1599 WAO U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: [opposante], opposante, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN Bij uitspraak van de Raad van 26 mei 2005 is het door opposante ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 4 december 2003, reg.nrs. 03/47, 03/48, 02/1851 en 02/1813 WAO, niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak van de Raad heeft mr. R.P.P. Caubo, advocaat te Almere, bij brief van 6 juni 2005 een verzetschrift ingediend. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 18 augustus 2005, waar opposante zich heeft laten vertegenwoordigen door T.G. de Winter, medewerker afdeling Sociaal Juridische Zaken bij opposante, bijgestaan door mr. Caubo, en waar geopposeerde, zoals tevoren bericht, zich niet heeft laten vertegenwoordigen. II. MOTIVERING De uitspraak van de Raad van 26 mei 2005 steunt kort samengevat hierop, dat het hoger beroepschrift niet tijdig is ingediend en dat hetgeen opposante ter zake heeft aangevoerd geen grond bevat waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest. In geding is de vraag of het hoger beroep van opposante terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn genoemde uitspraak gegeven. In aansluiting op hetgeen in die uitspraak is overwogen, merkt de Raad op dat hij ook in het verzetschrift geen aanknopingspunten heeft gevonden welke kunnen leiden tot de conclusie dat opposante het verzuim niet kan worden tegengeworpen. Het overgelegde afschrift geheugen verzendrapport met de melding status OK vormt geen sluitend bewijs, maar slechts een indicatie dat het betreffende geschrift door de geadresseerde in goede orde is ontvangen. Evenmin levert het door opposante ingezonden verzendjournaal over de periode 13 januari tot en met 16 januari 2004 een sluitend bewijs op. Zelfs al zou dit verzendjournaal bewijs leveren dat er stukken aan de Raad per fax zijn verzonden, dan nog blijkt hieruit niet welke stukken het zou betreffen. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Aldus gegeven door mr. M.C.M. van Laar als voorzitter, in tegenwoordigheid van J.P. Mulder als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 september 2005. (get.) M.C.M. van Laar. (get.) J.P. Mulder. MvK08095